Een aantal spellingslessen van Wim Daniëls worden in september uitgegeven door PRISMA onder de naam 'Snelspelwijzer Onze Taal. ‘Het belangrijkste voordeel van de spellinggidsen van Onze Taal is dat ze de spelling niet zo ingewikkeld maken.’ Tevens is er vanaf 8 oktober a.s. de website: http://www.spellingsite.nu/ .
Hieronder alvast een voorproefje van één van de spellingslessen.
Aaneenschrijven
De meeste spelfouten worden gemaakt bij het wel of niet aaneenschrijven van woorden. Twee woorden die heel vaak foutief gespeld worden, zijn:...
gebruikmaken, gebruikgemaakt
bezighouden, beziggehouden
In deze werkwoorden wordt ten onrechte nogal eens een spatie gezet.
Hieronder komen twee andere lastige kwesties aan bod:
A
Soms staan er bij werkwoorden allerlei kleine woordjes: er, van, door, op, uit, enzovoort.
Soms hoort zo’n woordje bij het werkwoord. Het moet dan ook aan dat werkwoord vast geschreven worden. De losse woordjes die dan overblijven, moet je ook aan elkaar schrijven:
ervan uitgaan
We moeten ervan uitgaan dat ze nog komen.
Het werkwoord is hier dus: uitgaan van (iets).
Maar neem nu: erdoorheen praten.
het werkwoord is niet ‘heenpraten’, maar alleen 'praten'. De losse woordjes die erbij horen, schrijf je dan aan elkaar:
erdoorheen praten.
Zo ook:
erop vertrouwen, ik vertrouw erop
eronderdoor gaan, ze gaat eronderdoor
ervandoor gaan, we gaan ervandoor
ervanlangs geven, ze gaven hem ervanlangs
Let ook nog op de volgende gevallen:
- Ik piep ertussenuit.
- Het zit ertussenin.
- Ze lopen eromheen.
- Van daaraf kun je het goed zien
- Van hieruit kan ik daarover niet oordelen.
B
Je schrijft woorden als onderin, achterop, enz. aan elkaar als er niets meer volgt. Volgt er nog wel iets, dan wordt het laatste deel van die woorden een voorzetsel bij wat nog gaat komen. In dat geval komt er een spatie.
Het ligt onderin.
Het ligt onder in de kast.
Ik zit achterop.
Ik zit achter op de fiets.
Het kind zit voorop.
Het kind zit voor op de fiets.
Hij loopt bovenlangs.
Hij loopt boven langs de dakgoot.
Ik woon vlakbij.
Ik woon vlak bij de skatebaan.
Ze woont dichtbij.
Ze woont dicht bij mij.